Matthias Diependaele meldt (N-VA) :
De Standaard opende vorige week met een opmerkelijk nieuw cijfer van het onderzoeksinstituut Itinera: niet minder dan 80% van de werknemers die in Vlaanderen ontslagen worden bij een bedrijfsherstructurering is ouder dan 50 jaar. Bij nader inzien blijkt dit ‘nieuwe’ cijfer terug van nooit weggeweest. Want zowel voor, tijdens als na de financieel-economische crisis van 2008 liep het aandeel 50-plussers bij collectief ontslag of herstructurering op tot 80% of meer.
Dit cijfer legt de vinger op het belangrijkste structurele pijnpunt van onze arbeidsmarkt. Binnen- en buitenlandse experts zijn het er al langer over eens dat, in het licht van de demografische uitdaging van de komende jaren, een massale vervroegde uittrede op onze arbeidsmarkt totaal onhoudbaar is. Terwijl in een aantal andere Europese landen de officiële pensioenleeftijd verhoogd wordt tot 67 jaar, gaapt in België een structurele kloof van niet minder dan 5 jaar tussen de effectieve gemiddelde uittredeleeftijd en de officiële wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar.
Voor wie dacht dat het generatiepact van Verhofstadt II enige zoden aan de dijk heeft gebracht, zijn deze cijfers allicht erg ontnuchterend. Het aantal bruggepensioneerden neemt verder toe. Bij collectief ontslag of herstructureringen zijn het nog steeds de 50-plussers die massaal uitstromen naar een vervangingsinkomen.
De malaise zit blijkbaar diep ingebakken in ons systeem. Maar wat is de fundamentele oorzaak en remedie voor dit oude zeer van onze arbeidsmarkt? Een belangrijke oorzaak is zonder twijfel het Belgische systeem van loonvorming, met lonen die sterk gekoppeld zijn aan de leeftijd of anciënniteit van werknemers. Werknemers worden hierdoor ‘automatisch’ duurder naarmate ze ouder worden, en deze stijgende loonkost wordt niet of onvoldoende gecompenseerd door een even sterke toename van hun arbeidsproductiveit. Oudere werknemers worden hierdoor letterlijk uit de (arbeids)markt geprijsd.
Een tweede belangrijke oorzaak zijn de diverse stelsels van vervroegde uittrede op onze arbeidsmarkt. Naast het brugpensioen zijn er ondermeer het vervroegd pensioen, de vrijstelling van beschikbaarheid en de toeslag in de uitkering voor werkloze 50-plussers. Al deze stelsels geven in feite één duidelijk signaal aan werkzoekenden, werknemers en werkgevers: wie na de leeftijd van 50 jaar zijn of haar job verliest, wordt niet verwacht terug aan de slag te gaan.
Het voorbije decennium is de gemiddelde levensverwachting in Vlaanderen verder gestegen. Voor mannen bedraagt die inmiddels 78 jaar, voor vrouwen 83 jaar. Wie dus vandaag als 50- of 60-plusser werkloos wordt, heeft een gemiddelde uitkeringsafhankelijkheid van maar liefst 25 tot 30 jaar voor de boeg. Dat deze praktijk financieel onhoudbaar is, hoeft allicht geen verder betoog.
Er is dringend nood aan grondige veranderingen in ons arbeidsbestel en de sociale zekerheid. De equivalentie tussen de bijdrage aan het systeem via effectief gewerkte periodes enerzijds en de (pensioen)rechten die hierdoor worden opgebouwd anderzijds zou een evidentie moeten zijn. Deze verhouding is vandaag echter vaak zoek door de wildgroei van allerlei periodes van inactiviteit die in het kader van de sociale zekerheid ‘gelijkgesteld’ worden met effectief gewerkte dagen en jaren. De band tussen rechten en plichten wordt hierdoor in de praktijk doorgeknipt. Om onze sociale zekerheid structureel leefbaar te houden, moeten we deze band dringend herstellen.
Er is slechts één echte remedie voor het oude zeer van onze arbeidsmarkt: een volledige loopbaan van 40 tot 45 jaar moet opnieuw de regel worden. Alleen zo kunnen de huidige en toekomstige 60-plussers met een gerust hart genieten van hun welverdiende rustpensioen zonder hierdoor hun (klein)kinderen en komende generaties op te zadelen met een onhoudbaar tekort in de financiering van de sociale zekerheid.
Auteur(s): Matthias Diependaele, Vlaams parlementslid
Geen opmerkingen:
Een reactie posten